Zoek op deze site:
     

rf-Interview 08-08-2022

  ramfoundation
    Het laatste nieuws:

door: Inge Rook

Ik ga langs bij kunstenaars en hun verzamelaars. Met beiden heb ik een gesprek over kunst, verzamelen en het werk dat hen met elkaar verbindt.

Link:
Linkedin
  laatste nieuws
Kunstenaars elders / Artists elsewhere (lees verder)

Kunstenaar - kunst - verzamelaar

 
assem-art
"Sgelare (6)" - 2008

Oost-Indische inkt
122 x 92 x 4 cm

 

Andere interviews:
Inge Rook

 

 

 

 

 

anbi

     
 
Kunstenaar:
 

Marjolijn van den Assem

 
assem_portret
 

Marjolijn van den Assem (Rotterdam, 1947) behoort tot de top van de Nederlandse kunstenaars. 
Werk van haar is opgenomen in internationale en nationale musea, waaronder het Rijksmuseum Amsterdam en in diverse bedrijfs- en particuliere collecties.
In binnen- en buitenland is haar werk te zien geweest in vele (solo-)tentoonstellingen. Inmiddels zijn er ook vier grote boeken van haar hand verschenen. Haar laatste boek ‘bewustzijn van schijn, over het schouwspel tussen brief en Tegenbrief’ werd gepresenteerd op haar solotentoonstelling ‘bewustzijn van schijn’ in TENT Rotterdam (2021/2022).
Haar materiaalgebruik en techniek zijn zeer uiteenlopend, van het schrijven met een kroontjespen en Oost-Indische inkt en het schilderen met olieverf tot vouwen, snijden en nieten bij ruimtelijke werken, maar ook voerde ze ruimtelijke tekeningen uit in 4 mm plaatstaal.
Haar atelier bevindt zich aan de Nieuwe Maas in Rotterdam.

 
Wist je altijd al dat je kunstenaar wilde worden?

‘Volgens mij word je als kunstenaar geboren. Al heel jong schreef ik gedichten, tekende en schilderde ik. Ik ben opgegroeid in Rotterdam, maar moest op mijn 15de met het gezin mee verhuizen naar Drenthe, waar ik me ontheemd voelde.

Na de middelbare school werkte ik een jaar in het elektronicabedrijf van mijn vader. Ik legde het contact tussen de ontwerper en met degene die de teksten bij de producten schreef. Dat was de dichter Hans Sleutelaar, waar ik een bijzonder contact mee had. Hij was bevriend met Armando en hij kwam uit een wereld waarvan ik dacht, daar moet ik zijn. Ik was een stadskind en hoorde niet in Drenthe. Toen ben ik teruggekeerd naar Rotterdam en naar de Willem de Kooning Academie gegaan. Ik ben van nature onzeker maar werd daar gewezen op mijn talenten. De docenten vonden dat mijn grote kracht lag in het rechtstreeks werken met Oost-Indische inkt en dat ik een natuurlijk gevoel voor compositie had. Tegen mij werd gezegd: als jij karakter of ziel weet uit te drukken in je werk, kun je het ver schoppen. Ik was 18-20 jaar en aan die voor mijn kunstenaarspraktijk vormende aanmoedigingen heb ik heel veel aangehad. Na twee jaar werd ik zwanger, ik wilde graag een kind, en ik ben toen van de academie afgegaan. Tijdens mijn zwangerschap maakte ik mijn eerste boekje met tekeningetjes en tekst. Het ging over zwanger zijn en een kind baren. Ik had mijn eigen weg gevonden met het uiten van zeer persoonlijke gevoelens. Ik ben altijd blijven werken. Ik kreeg opdrachten van o.a. de Stichting Public Relations Land- en Tuinbouw.  Ik maakte pentekeningen; de ene dag van een kropsla en de andere dag van spruitjes of een bloem. Daar heb ik veel van geleerd. Inmiddels heb ik vier grote boeken gemaakt, waar ik erg trots op ben’.

 

Je hebt in interviews herhaaldelijk de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) je ‘startmotor’ genoemd. Kun je dat toelichten?

‘Vanaf mijn 16e raakte ik door lessen op school gebiologeerd door Sartre, rond mijn 30e ben ik mij echt gaan verdiepen in allerlei filosofische richtingen. Van een vriend kreeg ik het boek Ecce homo, van Friedrich Nietzsche. Ik heb het boek verslonden en het is nog steeds mijn favoriete boek. Vanaf de eerste bladzijde blaakt het van zelfvertrouwen: Nietzsche werd ondergewaardeerd, dan moet je haast jezelf wel overtuigen van je grootheid. Ik ben zijn hele oeuvre gaan lezen. Ik lees en herlees en probeer de teksten te doorgronden en mij eigen te maken. Het is moeilijke materie. Wat ik het meest aan Nietzsche bewonder is zijn moed. Mijn werk heeft zware levensbeschouwelijke onderwerpen, veel lezen heeft mij zelfvertrouwen gegeven. Het werk van Nietzsche is mijn startmotor, ik gebruik het als aandrijfmotor, maar ik ben geen filosoof’.
 

Kun je dit uitleggen aan de hand van het werk ‘Sgelare (6)’ dat Wessel de Jonge en Rob Michels hebben gekocht?

‘Ik vind een thema, ik werk in series, ik diep een onderwerp of citaat uit, het is gebleken dat dat ongeveer zeven jaar in beslag neemt. Vaak kom ik daarna in een soort niemandsland en dan begin ik weer opnieuw met lezen. Zo kwam ik bij dit citaat … ‘to linger like the waterfall, that lingers even while it plunges’.  Dat vind ik zo’n ruimtelijke manier van taal gebruiken, daarom gebruik ik in dit geval het Engels waarbij dat nog sterker lijkt. Je ziet hoe dat water aarzelt, het vliegt een klein stukje. We denken aan vrijheid bij dat neerdonderende water, maar er is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te berekenen waar ieder druppeltje terecht komt. Dat vind ik zo’n prachtig gegeven dat kun je helemaal naar je eigen leven doortrekken. Hoe je voortdurend beslissingen moet nemen, hoe je een tijdje in het luchtledige bent totdat je weer landt. Toen ik dat las, realiseerde ik mij dat ik in Zwitserland in Sils-Maria de oer waterval en in Genua en Nice artificiële watervallen heb gezien. Daar ben ik naar teruggekeerd om me met het vallende water te identificeren. Naar aanleiding daarvan ben ik aan de slag gegaan. Het is geen vooraf opgezet plan, maar het rijpt door de jaren heen. Het belang van een tekst wordt mij pas duidelijk als ik hem overschrijf, soms vele malen overschrijf. Daarna kom ik pas tot beelden. Nietzsche schreef bijvoorbeeld, ‘Ik denk dat ik in de fase van mijn leven ben dat ik schrijf in de taal van de dooiwind’. Toen dacht ik, dat gaat over mij, die fase heb ik ook bereikt. Ik heb laten zien wat dat betekent in mijn derde boek ‘de taal van de dooiwind’. Het is mijn levens-reisverslag. Een deel van dit verslag heet ‘Sgelare’ wat ontdooien betekent’.

assem_atelier

Het atelier van Marjolijn van den Assem

Het is werk uit een hele serie watervallen. Waarom werk je met series?

‘Het is een werkproces, ik wil teksten doorgronden, doorleven, me eigen maken, ze op mezelf betrekken, niet omdat ik denk dat ik uniek ben maar omdat ik denk dat medemensen zich in mijn gedachtegang of manier van verbeelden kunnen herkennen. Zo ook met het citaat van de waterval.
Ik ben begonnen met olieverf. Ik werk altijd op de vloer van mijn atelier, ik kneep de verf uit de tube met mijn knie en met mijn hand smeerde ik die hoeveelheid verf met grote vaart uit op het doek. Onder in het beeld ontstond dan vanzelf het bruisende van het water. Maar voor het werken met Oost-Indische inkt, mijn grote liefde, heb je meer moed nodig omdat je niets kunt corrigeren. Ik heb het gevoel dat ik met inkt en met dat gebaar van vaart het meest dichtbij kom, het dichtst bij de kern van het citaat. Ik ben bij de serie Sgelare-werken begonnen met series van kleine werken. Toen ik eenmaal genoeg zelfvertrouwen had om niet meer te kunnen stoppen, ontstonden die grote watervallen. De waterval die Wessel en Rob gekocht hebben, heb ik in één beweging met een grote kwast gemaakt. Om deze te kunnen maken, moest ik er eerst honderden maken om tot deze trefzekerheid te komen’.

Hoe is de aankoop tot stand gekomen?

‘Wessel en Rob kwamen op bezoek toen ik midden in het proces zat; mijn atelier hing vol met watervallen. Ik heb het verhaal achter die waterval aan hen verteld en uitgelegd dat dat trefzekere gebaar dat ik met Oost-Indische inkt in deze tekening maak iets is, waarvan ik denk dat het voor mij onmogelijk anders tot stand kan komen. Deze waterval is zo ‘to the point!' Maar ja, dat merken slechts weinigen op. Alles staat op zijn plek. Toen ze dat hoorden, wilden zij deze hebben’.

Hebben Wessel en Rob nog andere kunstwerken van jou?

‘Ja, ze hebben vrij veel. Grotere en kleinere werken. Ik bied op mijn blog, bij het begin van iedere maand, één werk aan voor weinig geld, dat is heel populair en mensen blijven daarvoor wakker. Wessel en Rob hebben bijvoorbeeld ook een paar keer een werk van de maand gekocht. We waren al bevriend, maar de waardering voor mijn werk heeft onze vriendschap verdiept’.

Wat hangt er achter je aan de muur in je atelier?

‘De teksten die daar hangen en die ik op de muur heb geschreven, zijn voorbereidingen voor mijn tentoonstelling ‘bewustzijn van schijn’ bij TENT in Rotterdam onlangs. De muren in het Kunstencentrum zijn zes meter hoog en ik wilde daar mijn lievelingsteksten op de muren schrijven. Ik werk altijd op de vloer en ik wilde oefenen hoe de teksten eruitzagen als ze verticaal getoond werden. En of ik überhaupt durfde intieme teksten als 'Ik drink de vlammen die uit mij breken, in mijzelf terug’ te laten zien. Ook wilde ik weten wat de inkt zou doen als ik op de muur zou schrijven’.

Is er iets dat je nog wilt vertellen?

‘In wezen vertel ik voortdurend een verhaal via mijn werk, maar ik vind het ook heerlijk om dit voor een zaal met mensen te doen. Een cruciaal moment voor mij was, dat de Radbouduniversiteit mij gevraagd had om op een internationaal congres voor Nietzschekenners over mijn manier van werken te vertellen. Ik was erg zenuwachtig, maar toen ik daar stond, vond ik het fantastisch. Ik zei dingen als ‘ik vreet die tekst op, ik laat hem door mijn hele lijf gaan, ik incorporeer de woorden. Ik kreeg een oorverdovend applaus. Naderhand zeiden toehoorders dat ze nog veel meer hadden willen horen omdat het een totaal andere benadering is dan de strikt filosofische.

Ze konden bovendien de intensiteit van mijn werkwijze meevoelen. Je doet er mensen dus een plezier mee.  Daarna heb ik nog een paar keer zulke ervaringen gehad. Ik word bijna als een soort Nietzschekenner neergezet, wat ik in mijn ogen helemaal niet ben. Ik ben geen filosoof, ik wil geen filosoof zijn. Ik ben in de eerste plaats beeldend kunstenaar, ik gebruik teksten als aanjager voor mijn werk’.

In 2023 zal werk van Marjolijn van den Assem te zien zijn in de groepstentoonstelling ‘The Wandering Eye’ in de Vishal in Haarlem.

Links:
Website Marjolijn van den Assem
VIDEO: de taal van de dooiwind
Boekpresentatie Marjolijn van den Assem
TENT Rotterdam
 
 
Verzamelaar:
 

Wessel de Jonge en Rob Michels

 
assem-wessel_rob_portret
 

Wessel de Jonge (Rotterdam 1957) en Rob Michels (Schiedam 1956) ontvangen mij in hun ruime huis in Rotterdam, waar zij sinds 1984 wonen. Wessel heeft aan de TU in Delft gestudeerd en is architect. Rob heeft een Hbo-opleiding interieurontwerp gevolgd; hij werkt als gastheer in de horeca en is tevens interieurontwerper.

 
Hoe is jullie liefde voor kunst ontstaan?

Rob heeft vanuit huis geen liefde voor kunst meegekregen; hij heeft ‘alles’ zelf moeten ontdekken.  Hij bezocht vanaf ongeveer zijn 18e theaters en musea en hij ging bijvoorbeeld in zijn eentje op onderzoek in Parijs. Al gauw ontdekte hij bijvoorbeeld het werk van Karel Appel en andere leden van de Cobra groep. Wessel heeft een heel andere achtergrond. Zijn vader en opa waren ook architect. Museumbezoek hoorde bij zijn opvoeding en zijn ouders namen hem mee naar tentoonstellingen en musea. Hij kwam hierdoor in aanraking met eigentijdse kunst van bijvoorbeeld Hendrik Chabot en Cobra, maar ook met het abstract ruimtelijk werk van André Volten , Carel Visser en Henry Moore.

 

Wat was jullie eerste gezamenlijke kunstaankoop? Of kopen jullie niet samen?

Wat hun eerste gezamenlijke aankoop was, weten Wessel en Rob niet meer. Ze hebben min of meer dezelfde smaak met een voorkeur voor abstracte kunst en meestal beslissen ze samen wat er wordt aangeschaft. Zo waren zij in 2007 in China, waar ze een stokoude man aan het werk zagen. Hij was op papier met een grote kwast en inkt op de vloer aan het kalligraferen, heel fysiek. Er lagen veel kalligrafieën en vrijwel tegelijkertijd liepen zij op dezelfde kalligrafie af, die zij vervolgens gekocht hebben. Marjolijn van den Assem en haar man, die ook architect is, hebben zij tijdens die reis ontmoet. Marjolijn was in China op zoek naar kwasten, maar zij wisten toen nog niet waarom. Het werk van Marjolijn kenden zij destijds ook niet. Na deze reis is er een vriendschap ontstaan tussen Wessel en Rob en Marjolijn en haar man.

Is ‘Sgelare (6)’ het enige werk dat jullie van Marjolijn hebben?

‘Sgelare’ is het eerste kunstwerk dat Wessel en Rob van Marjolijn hebben aangeschaft. Wessel: ‘Marjolijn werkt altijd alleen in haar atelier op de vloer dus je kunt niet zien hoe zij werkt. Wij waren bij haar op bezoek en toen wij haar hoorden vertellen over hoe zij met een grote borstel en inkt in één beweging – een soort swoosh - de kracht van die waterval op papier wist te krijgen, toen heeft die waterval ons allebei tegelijk te pakken genomen’. In welk jaar de aanschaf was, weten ze niet meer. ‘Sgelare’ is een groot werk en het was wel een gepuzzel om er een goede plek voor te vinden. Het huis is vrij smal en heeft niet veel beschikbaar muuroppervlak. Wanneer een werk te hoog hangt, krijg je nekkramp. ‘Sgelare’ hangt nu vrij laag, zodat je voor het vallen van het water niet omhoog hoeft te kijken. Vanaf de ligstoel kun je de tuin inkijken en aan je rechterkant zie je dan de waterval. Rob: ‘Toen ik later een tentoonstelling in het Chabotmuseum van haar zag, viel ik van de ene verbazing in de andere. Ik had al werk van haar gezien, maar daar stonden ook staalplaten objecten en toen dacht ik ‘wow, die wil ik ook wel hebben’. Inmiddels hebben Wessel en Rob acht kunstwerken van Marjolijn: drie landschappen gekocht via de site van Marjolijn die ‘werk van de maand’ waren, een klein watervalletje uit een serie gekocht na  ‘Sgelare’, een ander werk uit het thema ‘de taal van de dooiwind’ en twee 3D-werken, een uit papier gesneden bloem die deels als het ware uit het papier wordt getild en een papieren bolle, zeer kwetsbare, uitgesneden tekst van Nietzsche. Eén van de dingen die zowel Wessel als Rob leuk vinden aan het werk van Marjolijn is dat zij ook van het platte vlak weet af te komen.

Marjolijn noemt Nietzsche zelf haar “startmotor’. Hebben jullie je in Nietzsche verdiept?

Rob en Wessel zijn zelf niet met Nietzsche bezig. Wel vinden zij interessant wat Marjolijn over Nietzsche en haar werk en vertelt en hoe het haar creatieve proces op gang brengt. Afgelopen weekend waren Wessel en Rob op bezoek bij Marjolijn en toen vertelde zij over de wandelingen van Nietzsche, de geuren van de bloemen en de boeketten die Nietzsche had geplukt in Sorrento. Rob: ‘Ze probeert een beetje in hem te kruipen’. Wessel: ‘Ik vind het een soort verdieping van het werk, maar het is niet dat het werk mij daarom aan zou spreken of dat ik het daarom zou willen verwerven. Het is voor mij een soort extra dimensie. Ik vind het ook lastig te begrijpen. Ik vind ook niet dat dat hoeft.’ Rob: ‘Het spreekt je aan of het spreekt je niet aan’.

assem-art

Sgelare (6)

Kunnen jullie nog wat meer vertellen over jullie verzameling?

De meeste werken kiezen ze samen uit, maar niet altijd. Zo heeft Wessel nog een fotocollectie die hij op wil hangen in zijn ‘bibliotheekje’. Het zijn kleinere werken en die komen in een kleinere ruimte  beter tot hun recht. Zijn bescheiden collectie bestaat uit redelijke abstracte zwart-wit foto’s van o.a. Piet Zwart, Jan Kamman en Julius Schulman. Wessel: ‘Ik houd van sober. Ik vind het heel knap wanneer iemand met één soort materiaal en één kleur iets kan maken dat werkt. Daar komt mijn liefde voor vakmanschap om de hoek kijken’. De zwart-wit werken van Marjolijn vindt hij ook het mooist. Hij zou zelf niet snel iets met kleur van haar kopen. Die gekleurde landschappen van Marjolijn zijn de keuzes van Rob. Rob daarentegen heeft weer niet zoveel met fotografie, hij vind de foto’s van Wessel wel mooi, maar is er snel op uitgekeken.

Marjolijn is de enige kunstenaar waar zij meer werken van hebben. Haar werk spreekt hen aan, maar wat ook een rol speelt is dat zij haar kennen. Van Armando hebben zij een serie van vier, die eigenlijk één werk is. In de woonkamer hangt ook een groot werk - weliswaar met kleur - van Georg Stahl uit 1962, dat zij beiden erg mooi vinden. Van Geert Mul, een voormalig Vj, hangt een werk dat is opgebouwd uit fotofragmenten en verandert als je er langs loopt. Hij heeft beweging weten te vertalen in kunst op het platte vlak. Conceptuele kunst en videokunst spreekt hen niet zo aan, omdat zij naar eigen zeggen ‘een beetje ouderwets te zijn’. In totaal hebben zij ongeveer 30 kunstwerken, waarvan er ongeveer 15 nog opgehangen moeten worden.

Gaan jullie nog verder met verzamelen?

Wessel en Rob lopen soms ergens tegenaan, maar ze zijn niet echt op zoek. Er zit ook geen lijn in hun collectie behalve dan dat ze meestal iets kopen wat aan de muur kan hangen. Toen ze hier kwamen wonen hebben zij gekozen voor wandlampen, omdat zij zo het mooi gestucte plafond konden aanlichten. Ze realiseerden zich destijds niet dat hierdoor de voor kunst beschikbare wandruimte beperkt werd;  nu kunnen zij niet hun hele verzameling tegelijk ophangen. Ze willen nu een plan gaan maken zodat zij een werk kunnen afwisselen met een ander werk zonder dat ze moeten gaan boren in de muur. Een rail aan het plafond vinden zij niet mooi. Een inventarisatie van hun collectie hebben ze al gemaakt, maar het zal nog wel een hele puzzel worden.

Hebben jullie een kunstenaar waarvan jullie graag nog een werk zouden willen hebben?

Rob zou wel een Miró willen hebben, maar daar ziet hij het niet van komen. Qua beeldend kunstenaars heeft Wessel niet direct een idee. Wel qua fotografie: Erwin Olaf. Hij Is ongeveer even oud als Wessel en in zijn studententijd zat hij een beetje in de punkhoek, een beetje rebels, en hij maakte zwart-wit werk. ‘Ik heb enorm spijt dat ik toen niet geld bij elkaar heb gesprokkeld om wat te kopen’. Verder werk van de nog niet zo bekende jonge fotograaf Pieter Henket, die meestal geënsceneerd werkt. Rob kan deze foto’s ook waarderen.

Is er nog een tentoonstelling/museum waarvan jullie denken 'daar wil ik graag heen'?

Eigenlijk zijn er veel tentoonstellingen waarover Wessel en Rob lezen of van horen en die ze zouden willen zien, maar vaak komt het er door tijdgebrek niet van. Als ze op reis zijn bezoeken zij wel altijd allerlei musea. Rob noemt het museum ‘Beelden aan Zee’, waar ze al heel lang naar toe willen. Wessel vult aan dat een bezoek een mooi ‘tribute’ zou zijn aan Wim Quist, de onlangs overleden architect van dit museum.

Links: